Ontstress-bal

 

Ik loop op Amsterdam centraal. Naast me flitsen reclameborden als flatgebouwen, ik zie meisjes in de Albert Heijn to go die ongegeneerd bij de stroopwafels dansen. Een aantal toeristen gaan met hun rolkoffer sprintend langs de ticketautomaten. Ik duik de stad in en loop over de Oudeschans, waar een vol studentenhuis uitgeweken is naar de straat.

‘Kijk, mijn eerste boxer,’ zegt iemand naast me. Hij/zij/hun trekt trots het mannenondergoed boven een laaghangende spijkerbroek. De ander zit op de grond en steekt lachend een duim de lucht in.

Op de achtergrond klinkt techno uit een woonboot en van de tweede etage van een grachthuis komt klassieke muziek.

Het is mijn medicijn. Af en toe door een geur van wiet lopen. Om af en toe omvergereden te worden door verdwaalde Japanners op een leenfiets. Het heeft zijn bijwerkingen, maar het is absoluut mijn medicijn. Mijn ontstress-bal, waar ik af en toe in kan knijpen. Waar ik af en toe mezelf wat afleiding kan geven.

En thuis? Een provincie naar rechts geniet ik van rust. Het dorp waar ik op Koningsdag pas om vier uur aan het bier ging. Het is mijn dorp nu, waar het naar vakantie ruikt, waar lieve buren met honden op hun honden beginnen te lijken en waar het asfalt om op de stuntsteppen is.

‘Do you want this?’ Een kaalgeschoren jongen in trainingspak komt naast me lopen en houdt zijn hand op. In het plastic zakje zitten pilletjes met een smiley.

Ik schud mijn hoofd.

‘Nee, ik heb genoeg, dank je.’

Ik kijk op mijn horloge. Om half een gaat mijn laatste trein, terug naar huis. Nog een paar uurtjes.